Article published In:
Historiographia Linguistica
Vol. 15:1/2 (1988) ► pp.85108
References

A.Primary sources

Anonymus
[by members of the ‘Kamer In Liefde Bloeyende’, Amsterdam] 1584Twe-spraac vande Nederduitsche Letterkunst, ófte vant Spellen ende Eygenschap des Nederduitschen Taals. Uytghegheven by de Kamer In Liefde BloeyendeFlourishing in Love”. Amsterdam: Christoffel Plantyn. [See Dibbets 1985 for a new ed.]Google Scholar
Ende, Casparus van den
(1614–1681/1695). 1669Le Gazophilace de la Langue Francoise et Flamande. [= vol.I1]; Schatkamer, der Nederduytsche en Francoysche Tale. [= vol.II1]. 2nd. enl. ed. 1654–56.) Rotterdam: Jean Naeran. [1st ed. 1654–56]Google Scholar
Meijer, Lodewijk
(1629–1681). 1688Nederlandtsche Woorden-schat, verdeelt in Bastaardtwoorden, Konstwoorden, verouderte Woorden. 6th. enl. ed. [1st ed. 1654] Amsteldam [= Amsterdam]: Hendrik Boom en de wed. van Dirk Boom.Google Scholar
Montanus, Petrus
(1594/95–1638). 1635Bericht van een niewe konst, genaemt De Spreeckonst: ontdeckt ende beschreeven door Petrus Montanus van Delft, bedienaer van Goots Woort inden Niewen Hoorn. Delft: Jan Pietersz. Waalpot. [See Caron 1964 for new ed.].Google Scholar
Pars, Adriaan
(1641–1719). 1701Index Batavicus of Naamrol van de Batavise en Hollandse Schrijvers van Julius Caesar af tot dese tijden toe. Leiden: Abraham de Swart.Google Scholar
Plato (427–347 B.C.)
1970Plato in twelve Volumes. IV. Cratylus – Par-menides – Greater Hippias – Lesser Hippias, with an English translation by H. N. Fowler of Western Reserve University. 3–191. Cambridge, Mass.: Heinemann. Univ. Press. [First published in 1926; most recent reprint 1970.]Google Scholar
Stevin, Simon
(1548–1620). 1586 “Uytspraeck vande Weerdichheyt der Duytsche Tael”. De Beghinselen der Weegconst, beschreeven door Simon Stevin van Brugghe. bB-dD4. Leyden: Christoffel Plantyn, Francoys van Raphelingen. [Repr. The Principal Works of Simon Stevin. I1, 59–93. Amsterdam 1955.]Google Scholar

B.Secondary sources

Aarts, Flor G. A. M.
1968 “Some Notes on Petrus Montanus’ Spreeckonst and the Pronunciation of English”. English Studies 491.229–34.Google Scholar
Caron, Willem J. H.
ed. 1964Petrus Montanus (159495–1638), De Spreeckonst. Uitgegeven en ingeleid. (= Trivium 5.) Groningen: J.B. Wolters.Google Scholar
Chomsky, Noam and Morris Halle
1968The Sound Pattern of English. New York & London: Harper & Row.Google Scholar
Dibbets, Geert R. W.
1984 “De woorden-schat uit Petrus Montanus’ Spreeckonst ”. Voortgang, Jaarboek voor de Neerlandistiek 51.69–80.Google Scholar
ed. 1985Twe-spraack vande Nederduitsche letterkunst. Ingeleid, geïnterpreteerd, van kommentaar voorzien en uitgegeven. Assen & Maastricht: van Gorcum.Google Scholar
1981 Review of Wirth-van Wijk (1980) De Nieuwe Taalgids 741.556–60.Google Scholar
Hulsker, Jos L. M.
1985 “Een formele analyse van Petrus Montanus’ Spreeckonst ”. Voortgang, Jaarboek voor de Neerlandistiek 61.139–77.Google Scholar
1986 “Simon Stevin en Petrus Montanus (en Spiegel?)”. Leuvense Bijdragen 751.289–306.Google Scholar
1987a “Petrus Montanus’ Spreeckonst: Opzet, methodische werkwijze en uitwerking. I”. Gramma 111.1–13.Google Scholar
1987b “Petrus Montanus’ Spreeckonst: Opzet, methodische werkwijze en uitwerking. II”. Gramma 121.101–25.Google Scholar
Forthcoming. “Hoochte des Geluits en de syllabestruktuur in Petrus Montanus’ Spreeckonst ”. [To appear in Forum der Letteren.]
Knol, Jan
1983 “Het interpreteren en begrijpen van een oude foneticus”. Forum der Letteren 241.37–43.Google Scholar
Kretzmann, Norman
1971 “Plato on the correctness of names”. American Philosophical Quarterly 81.126–38.Google Scholar
Peeters, Leopold
1982 “Taalkunde en wetenschap in de zestiende eeuw, en het ontstaan van het Nederlands trivium”. Leuvense Bijdragen 711.7–29.Google Scholar
Rijlaarsdam, Jetske C.
1978Platon über die Sprache: Ein Kommentar zum Kratylos. Mit einem Anhang über die Quelle der Zeichentheorie Ferdinand de Saussures. Utrecht: Bohn, Scheltema & Holkema.Google Scholar
Sievers, Eduard
(1850–1932). 1901Grundzüge der Phonetik. 5th rev. ed. Leipzig: Breitkopf & Härtel. [1st ed. 1876.]Google Scholar
Trommelen, Mieke
1983The Syllable in Dutch, with Special Reference to Diminutive Formation. Dordrecht: Foris.Google Scholar
Verburg, Pieter A.
1951Taal en functionaliteit, een historische-critische studie over de opvattingen aangaande de functies der taal vanaf de prae-humanistische philologie van Orléans tot de rationalistische linguistiek van Bopp. Wageningen: H. Veenman & Zonen.Google Scholar
Verschuur, Andries
1924Een Nederlandsche Uitspraakleer der 17e Eeuw, De Spreeckonst van Petrus Montanus van Delft (1635). Amsterdam: Swets & Zeitlinger.Google Scholar
Vos, Andries L.
1962Tradition and Innovation in Petrus Montanus’ “The Art of Speech” (1635). Unpubl. diss. (Ph. D), Univ. of Edinburgh.Google Scholar
Vooys, Cornelis G. N. de.
1931Geschiedenis van de Nederlandse taal, in hoofdtrekken geschetst. Groningen: Wolters. [Repr. 1975.]Google Scholar
Wirth-van Wijk, Louise E.
1980Uit en rondom de Spreeckonst van Petrus Montanus (1635). Assen: van Gorcum.Google Scholar
1981a “Montanus, de tweeklanken en de ‘onvrije snapklinking’. De Nieuwe Taalgids 741.17–22.Google Scholar
1981b “Dat kan een schaep mercken”. De Nieuwe Taalgids 741.404–06.Google Scholar
1982 “De ‘Franse úu’”. De Nieuwe Taalgids 751.130–34.Google Scholar
1983 “Tweeklanken oud en nieuw”. Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 991.205–16.Google Scholar
Wijk, Louise E. van
1950 “De ontwikkeling van de oudg. û in het Nederlands en Zweeds”. Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 671.161–208.Google Scholar
Cited by

Cited by 1 other publications

Koerner, E. F. Konrad
1993. Historiography of Phonetics: the State of the Art. Journal of the International Phonetic Association 23:1  pp. 1 ff. DOI logo

This list is based on CrossRef data as of 28 february 2024. Please note that it may not be complete. Sources presented here have been supplied by the respective publishers. Any errors therein should be reported to them.